Wat is een stop?

Wat is een stop?

Wat is een stop? Een stop is een verdubbeling of halvering van het licht dat op de sensor van je camera valt. Je bepaalt met de instellingen van het diafragma, sluitertijd en de ISO (belichtingsdriehoek) de juiste hoeveelheid licht die op de sensor komt. Een stop wordt niet altijd goed begrepen. Het klinkt ingewikkeld, maar het is eigenlijk heel simpel.

Stops en diafragma

Het diafragma wordt aangegeven met f-getallen. Deze geeft de diameter van het diafragma aan. Hoe kleiner het f-getal is, hoe groter de opening is en hoe meer licht er binnenkomt. Bij een groter f-getal wordt de opening dus kleiner en komt er minder licht binnen.

Bij het diafragma staat een stop niet gelijk aan het verdubbelen of halveren van het f-getal. Het f-getal moet je vermenigvuldigen of delen door 1.41 (wortel van 2).

Bijvoorbeeld: Als je van f/11 naar f/8 gaat, vergroot je de opening met 1 stop, omdat 11 delen door 1.41 uitkomt op 8.

Wat is een stop? diafragma
Tussen elke waarde zit steeds 1 stop

Stops en sluitertijd

Met de sluitertijd bepaal je hoelang de sluiter geopend is wanneer je de foto maakt. Als de sluiter langer open staat, komt er meer licht op de sensor dan wanneer deze heel kort open staat. De sluitertijd verdubbelen of halveren zorgt voor een verhoging of verlaging van 1 stop.

Bijvoorbeeld: Als je de sluitertijd van 1/100 van een seconde aanpast naar 1/200 van een seconde, dan halveer je de hoeveelheid licht dat binnen kan komen. Je hebt in dit geval de belichting met 1 stop verlaagd.

Wat is een stop? Sluitertijd
Tussen elke waarde zit steeds 1 stop

Stops en ISO

De ISO bepaalt hoe gevoelig de sensor is voor licht. Bij een hogere ISO is de sensor lichtgevoeliger. Hoe hoger de ISO is, hoe lichter de foto wordt. Bij het gebruik van een hogere ISO-waarde krijg je wel meer ruis in de foto. Wil je het diafragma en de sluitertijd niet aanpassen, dan zul je de ISO omhoog moeten zetten.

Bij de ISO verdubbel of halveer je het getal voor 1 stop belichting meer of minder.

Wat is een stop? iso
Tussen elke waarde zit steeds 1 stop

Hoe werkt het in de praktijk?

Het diafragma, de sluitertijd en de ISO zijn met elkaar verbonden. Door het diafragma 1 stop groter te maken (kleiner getal) kun je de sluitertijd versnellen met 1 stop. De belichting van de foto blijft hetzelfde.

Kom je erachter dat het onderwerp op de foto met een diafragma van f/8, een sluitertijd van 1/60 en een ISO van 100 toch bewogen is? Maak dan de foto opnieuw met een snellere sluitertijd van 1/125 en je zult zien dat de foto te donker is geworden. Dat komt doordat de sensor nu maar de helft van de tijd heeft om licht op te vangen. Je hebt dus met een snellere sluitertijd de belichting met 1 stop verlaagd.

Om toch een goed belichte foto te krijgen zal je het diafragma of de ISO moeten corrigeren. Je kunt het diafragma groter maken (kleiner getal). Stel het diafragma van f/8 naar f/5.6. Je verhoogt de belichting nu met 1 stop. De belichting is nu weer goed.

Stel dat je het diafragma eigenlijk niet wilt wijzigen naar f/5.6, dan heb je ook nog de mogelijkheid om de ISO van 100 naar 200 te zetten. Daarmee verhoog je ook 1 stop belichting. De belichting is nu weer goed.

Het is dus eigenlijk heel eenvoudig om de instellingen van de camera aan te passen zonder dat de foto onder- of overbelicht is.

Tussenstops

De waardes, zoals ze hier weergegeven worden in de verschillende afbeeldingen, zijn niet altijd precies de waardes zoals de camera ze weergeeft. Het is heel goed mogelijk dat jouw camera tussenwaardes aangeeft.

De camera werkt meestal met een halve of een derde van 1 stop. Het diafragma gaat dan niet van f/11 gelijk naar f/8, maar bijvoorbeeld van f/11 naar f/10. Dat is ook zo bij de sluitertijd en de ISO.

Invloed bij het wisselen van de stops

Bij het instellen van de juiste belichting is het wel belangrijk om te kijken wat voor invloed het heeft op je foto.

Hieronder is een overzicht weergegeven met wat de instellingen precies doen:

Diafragma:

Met het diafragma bepaal je de scherptediepte in de foto.
Klein getal = weinig scherptediepte (wazige achtergrond).
Groot getal = grotere scherptediepte (scherpere achtergrond)
.

Sluitertijd:

Met de sluitertijd bepaal je of er beweging in de foto te zien is of niet.
Langzame sluitertijd: langer licht – sneller bewegingsonscherpte, vaak heb je dan een statief nodig.
Snelle sluitertijd: korter licht – hoe sneller de sluitertijd, hoe snellere bewegingen je kunt bevriezen. Bij bijvoorbeeld het fotograferen van een vliegende vogel heb je een snelle sluitertijd nodig.

ISO:

Ga je de ISO verhogen, dan is er meer digitale ruis in de foto te zien en dat heeft dus invloed op de kwaliteit van de foto. Het is daarom belangrijk om goed te bekijken welke instellingen/stops je wisselt en wat het effect daarvan op de foto is.
Hogere ISO: meer licht, maar ook meer ruis.
Lagere ISO: minder licht en minder ruis

Veel plezier! #blijfklikken


Was dit artikel nuttig?
×