Lange of korte sluitertijd, wanneer gebruik je welke?
Krijg je toch nog steeds af en toe wazige fotoβs? Dan kan het zijn dat je de sluitertijd te lang hebt staan. Wat sluitertijd precies is en hoe het werkt leg ik je uit in dit artikel. Met duidelijke voorbeelden, tips en handige oefeningen zodat jij zelf aan de slag kan. Wist je dat je ook heel creatief kunt zijn met sluitertijd? Ik laat het je allemaal zien.
Wat is sluitertijd?
Sluitertijd is de tijd dat er licht op de sensor van de camera valt. Een ander woord voor sluitertijd is dan ook belichtingstijd. Het wordt aangegeven in seconden en vaak in de vorm van een breuk. Een voorbeeld kan zijn 1/60. Dit betekend dat de sluiter 1/60e van een seconden openstaat.
Daarnaast bepaalt de sluitertijd of er wel of geen beweging in de foto te zien is bij bewegende onderwerpen. Want hoe langer de sluiter open staat, hoe langer de sensor in de camera de tijd heeft om die beweging te volgen.
Wanneer je bijvoorbeeld een sluitertijd van 30 seconden op je camera instelt, betekent dit dat de sluiter van je camera er 30 seconden over doet voordat deze weer dicht gaat. Als de sluiter van de camera weer dicht is, gaat de camera de foto verwerken.
Belichtingsdriehoek
De sluitertijd is onderdeel van de belichtingsdriehoek en bepaalt samen met de ISO-waarde en de diafragma of een foto goed is. Zoals je hebt kunnen lezen in het artikel over diafragma, bepaald die niet alleen hoeveel licht er binnen komt, maar ook hoe scherp of wazig de achtergrond is. Zo heeft de sluitertijd eigenlijk ook twee functies.
Sluitertijd en beweging
Buiten de tijd dat er licht op de sensor valt, bepaalt de sluitertijd ook hoeveel beweging er te zien is. Dat is belangrijk omdat beweging in een foto al snel een wazige bende kan worden. Omdat een foto βmaarβ een stilstaand beeld is wil je er vaak geen beweging in hebben. Hoe het precies werkt en waarom je soms wel beweging wilt hebben in je foto, ga ik je verder in het artikel uitleggen.
Hoe werkt sluitertijd in de camera?
Het licht dat binnenkomt via de lens moet eerst langs het diafragma, die bepaald hoeveel licht er verder mag. Als het een spiegelreflexcamera is, moet daarna eerst de spiegel omhoog. Dan komt het de sluiter tegen die vlak voor de beeldsensor zit. De sluiter bepaald hoe lang de sensor wordt blootgesteld aan het licht wat binnenkomt. En die informatie wordt opgeslagen op de geheugenkaart en vormt de foto die je hebt gemaakt.
Brandpuntsafstand
Het objectief dat je gebruikt heeft ook invloed op de sluitertijd, of liever gezegd de brandpuntsafstand van je objectief heeft daar invloed op. Als je namelijk een objectief gebruikt met een lange brandpuntsafstand en je bent ver ingezoomd, is het erg moeilijk om het beeld stil te houden. Een statief kan dan helpen, maar je moet waarschijnlijk nog steeds een korte sluitertijd gebruiken.
Wat gebeurt er als je een korte sluitertijd gebruikt?
Een korte sluitertijd van minder dan een seconde laat de beweging als het ware bevriezen in je beeld. Hoe korter de sluitertijd is, hoe meer de beweging bevroren wordt en hoe minder de kans op bewegingsonscherpte is. Bij sportfotografie of vogels fotograferen wordt vaak een korte sluitertijd gebruikt, omdat je zo min mogelijk bewegingsonscherpte wilt krijgen. Bewegingsonscherpte houdt in dat je onscherpe delen in je foto ziet door de beweging. Dat wil je uiteraard voorkomen.
Deze foto is genomen met een korte sluitertijd. Hierdoor is de voetballer als het ware bevroren op de foto en je ziet geen bewegingsonscherpte.
Dit is het resultaat dat je wilt behalen en gaat behalen als je een korte sluitertijd gebruikt. Gebruik de sportstand/burst-modus op je camera. Hierdoor kun je meerdere fotoβs achter elkaar maken.
Wat gebeurt er als je een (te) lange sluitertijd gebruikt?
Kies je ervoor om een langere sluitertijd te gebruiken, dan loop je het risico dat er bewegingsonscherpte in je foto komt. Dan is niet per definitie je hele foto bewogen, maar dan kunnen er onscherpe delen in je foto ontstaan. Neem als voorbeeld deze foto:
De focus van deze foto is bedoeld op speler nummer 23 die de bal weg schiet. De speler is in deze foto niet bewogen, maar de bal wel. Dit houdt in dat er een te lange sluitertijd is gebruik en hierdoor is er een bewegingsonscherpte ontstaan rondom de bal.
Wil je nou juist de beweging laten zien in de foto? Dan moet je gebruik maken van een lange sluitertijd. Bij een lange sluitertijd is het belangrijk dat je je camera stabiel houdt. Zet deze daarom op een statief. Zorg er ook voor dat bijvoorbeeld je schouderband niet kan bewegen door de wind, en zet de stabilisatie uit.
Daarnaast is het belangrijk om de timer of een afstandsbediening te gebruiken. Doordat de sluitertijd lang is, zie je hierdoor elke beweging terug in je foto. Stel je camera in op een lange sluitertijd. Hierdoor wordt de beweging vloeiend weergegeven in je foto. Zie bijvoorbeeld de foto hieronder:
Welke sluitertijd gebruik je wanneer?
Als je net begonnen bent met fotografie, kan het moeilijk zijn om te onthouden welke sluitertijd je wanneer gebruikt. Een handig trucje om je daarmee te helpen is om te kijken naar de brandpuntsafstand van je objectief, en je sluitertijd daar gelijk aan te houden, of sneller in te stellen.
Heb je bijvoorbeeld een 50mm lens, stel de sluitertijd dan in op 1/50. Dan kan je nog prima scherpe fotoβs maken. Heb je een teleobjectief van 300mm, stel dan de sluitertijd in op 1/300, omdat je door de zoom van de lens een veel snellere sluitertijd nodig hebt.
Wat voor effect wil je hebben?
Naast het beΓ―nvloeden van het licht kun je met de sluitertijd ook bepaalde effecten creΓ«ren. Zo kun je met een korte sluitertijd snelle bewegingen fotograferen en met een lange sluitertijd juist de beweging vloeiend volgen. De sluitertijd is handmatig aan te passen. Hierdoor kan je per situatie bepalen welke sluitertijd je gebruikt.
Welke sluitertijd bij beweging?
Als eerste ligt het er natuurlijk aan wat je precies wilt gaan fotograferen. Een auto bijvoorbeeld beweegt een stuk sneller dan een persoon. Over het algemeen is het zo dat hoe sneller je onderwerp beweegt, hoe korter je sluitertijd moet zijn.
Bij lopende mensen is een sluitertijd van 1/250 snel genoeg om geen beweging te hebben. Ook is dat een goede sluitertijd bij portretten. 1/500 is een goede sluitertijd als de beweging sneller is dan mensen die lopen. Worden het vliegende vogels of autoβs dan moet je denken aan een sluitertijd van 1/2000, 1/4000 of nog sneller.
Welke sluitertijd bij sportfotografie / actiefoto?
Met sportfotografie wil je de actie als het ware bevriezen. Dan heb je een snelle sluitertijd nodig. Denk hierbij aan een sluitertijd van 1/1000. Maar ook hier ligt het eraan wat je wilt gaan fotograferen. Het kan zijn dat je een snellere sluitertijd nodig hebt.
Welke sluitertijd kan nog uit de hand?
Als je uit de hand gaat fotograferen is het natuurlijk belangrijk dat je de camera goed stil houdt. Hoe stil jij hem kan houden heeft invloed op welke sluitertijd je kan gebruiken. Over het algemeen is 1/60 sluitertijd nog prima te doen. Lukt het je niet om de camera goed stil te houden, gebruik dan een statief. Een tip om hem beter stil te houden is: gebruik de zelfontspanner. Dan kan je de camera goed stil houden nadat je op de knop hebt gedrukt.
Sluitertijd instellen
Gebruik de sluitertijdvoorkeuze (S/Tv) als je zelf alleen de sluitertijd in wilt stellen. Je camera past dan automatisch het diafragma en de ISO-waarde aan, zodat je een goede foto kunt maken. Maar wil je het diafragma en de ISO ook zelf bepalen, dan zul je de manuele stand moeten gebruiken. Probeer verschillende tijden uit, totdat je het gewenste resultaat behaald.
Wat gebeurt er als je de verkeerde sluitertijd gebruikt?
Als de belichting niet goed is en er te veel of te weinig licht binnenkomt, kunnen er details wegvallen in de foto. Dit komt doordat er dan te donkere of te lichte vlakken in een foto ontstaan. De sluitertijd bepaalt dus uiteindelijk ook hoeveel details er in de foto te zien zijn. De sluitertijd is één van de drie belangrijkste elementen in de belichtingsdriehoek.
Wat gebeurt er als je de sluitertijd van een bewegend object niet snel genoeg zet?
Als je de sluitertijd niet snel genoeg hebt ingesteld dan krijg je bewegingsonscherpte.
Het onderwerp dat je wilt fotograferen komt dan wazig op de foto te staan. Dat kan leuke effecten opleveren, maar als je dat niet wilt moet je de sluitertijd gaan aanpassen. Met een snellere sluitertijd zal de beweging van je onderwerp netje bevriezen en is er dus geen bewegingsonscherpte meer.
Creatief met de sluitertijd
Je kan ook hele creatieve fotoβs maken met een snelle of juist langzame sluitertijd. Met een snelle sluitertijd kun je de beweging bevriezen, zoals het voorbeeld hieronder. Deze foto is gemaakt met een zeer snelle sluitertijd.
Door een langzame sluitertijd te gebruiken kun je bijvoorbeeld de lichten van de autoβs fotograferen in het donker. Dan krijg je mooie lichtstrepen. Gebruik wel een statief.
Als je overdag gebruik wilt maken van een lange sluitertijd, moet je gebruik maken van een grijsfilter. Deze houdt veel licht tegen waardoor je foto niet overbelicht wordt. Lees het artikel Lange sluitertijd met grijsfilter voor een uitgebreide uitleg en voorbeelden van een cursist.
Sluitertijd-oefening met dominostenen
Als je wilt oefenen met de sluitertijd, dan is deze oefening met dominostenen erg leuk. En je kunt het gewoon binnen doen. Ik ga je vertellen wat je moet doen.
- Zet je camera stabiel neer, gebruik een statief of zet je camera bijvoorbeeld op een stapel boeken.
- Gebruik de sluitertijd-voorkeurstand (S of Tv stand), en stel in op 3β (dat zijn 3 seconden).
- Maak gebruik van de belichtingscompensatie om de foto lichter of donkerder te maken. Blijft de foto te donker, zet er een extra lamp bij!
- Blijven oefenen.
Onderstaande foto is gemaakt door Joyce (cursist).